Hoe je je stiekem aanpast als journalist

Blog
Insights
Bas Hakker
26-10-2023
Ik kan me voorstellen dat mensen uit het communicatievak hun teksten wat meer aanpassen aan de doelgroep, maar onbewust doe ik het ook. Van nature heb ik een beetje losse, als ik niet oppas vrij ongestructureerde manier van schrijven, maar uiteraard let ik wel op waar ik voor schrijf. Zo zijn de verhalen die ik tik voor Quote ongetwijfeld een beetje anders dan de verhalen voor Distrifood, een vakblad voor de supermarktbranche. Ik zal eens proberen in dat onbewuste proces te duiken. Plus, misschien kan ik een beetje helpen met hoe je als communicatiebureau qua taal aansluiting vindt met die media.
1. Beleefdheidsvorm in vragen
Als ik voor Max Magazine schrijf dan ben ik altijd beleefder voor de mensen die ik interview. Het zijn vaak zeventigers en - hoewel ik dat niet doe bij mijn vader - zeg ik toch vaak ‘u’ tegen ze. Zo sprak ik Hanneke Groenteman over pensioneren en dat is voor mij toch een ‘u’. Ook bescherm ik de bronnen die ik spreek altijd wat meer, vooral de onbekende mensen. Ik leg altijd goed uit wat de bedoeling is van het interview en dat ze het mogen lezen vooraf. Je bent gewoon iets beleefder.

2. Zinnetjes tussendoor
Quote is natuurlijk het bijtertje onder bladen. Ik moest best even wennen, maar het is leuk om daar een beetje mee te spelen. Je kan dan wat van die geinige woorden er tussendoor gooien in de categorie ‘Limburgse miniproleet’. Nu ik er zo over nadenk, ga je toch een beetje als Schimmelpenninck denken, je krijgt dat aanvallende toontje van hem wat ik altijd prima kan hebben trouwens. Belangrijk is dat je wel een beetje bij jezelf blijft want Schimmelpenninck en Kelder zaten bij een studentenvereniging en ik ben wat meer een voetballer van nature. Ergens tussen de voetbalkantine, mijn oude vriendengroep en Minerva Light in en je komt een eind.
 
3. Jezelf zijn
Het meeste mezelf ben ik bij verhalen voor titels als Adformatie en MTSprout. Die verhalen gaan immers over media en marketing, onderwerpen waar ik iets mee heb. Omdat je zo comfortabel bent met die thema’s kan je af en toe iets uitleggen of een grapje maken. Je kan mensen ook iets losser quoten, hoeft je niet zo strak te houden aan wat ze precies zeggen. Voor een verhaal is dat prettig om je iemand leest die comfortabel is met de materie.
 
4. Wat niet werkt
Een journalist is iets anders dan een tekstschrijver. Dat is helemaal niet om verheven te doen, maar als verhalenmaker kun je je best een beetje aanpassen aan de klant, maar jouw werkwijze is jouw werkwijze. Ik hou van wat geld verdienen hoor, maar als een opdrachtgever jou geen vrijheid geeft dan kan je er beter mee kappen.
 
Conclusie
Een beetje van jezelf en een beetje van Maggi. Er is wel een grens aan de mate waarin je je als journalist kan aanpassen aan de titel waarvoor je schrijft. Bovendien zou het te potsierlijk zijn als je opeens heel formeel gaat worden terwijl je dat niet bent. Je kan Het Binnenlands Bestuur wel naar de man brengen, maar… Ik heb een keer wat geschreven voor een vakblad in de vastgoedsector en dat ging eigenlijk gelijk mis. Na het eerste verhaal kreeg ik een epistel van de hoofdredacteur die helemaal losging over hoe weinig ik wist van het onderwerp en hoe slecht ik kan schrijven. Ik weet het niet meer precies, maar ik kan me voorstellen dat ik hem mailde: je bedoelt dat we niet zo goed bij elkaar passen.

Oh ja, ik wilde nog iets vertellen over ‘binnenkomen bij een medium’ vanuit jullie vak gezien. Ach, gewoon lekker jezelf blijven is dus prima hoor. Ik zou me niet te veel aanpassen aan het medium. En vergeet vooral niet: journalisten vinden het ook gewoon leuk om aardige mensen om zich heen te verzamelen hé? 

Verleg je grenzen!

schrijf je nu in voor onze nieuwsbrief!
Schrijf je nu in voor
onze nieuwsbrief